schwob_logo

schwob

 
Terug naar boek

Fragment

Alle verhalen

Leonora Carrington

De debutante

In de tijd dat ik als debutante mijn intrede in de grote wereld deed, ging ik dikwijls naar de dierentuin. Ik ging zo dikwijls omdat ik meer contact had met dieren dan met meisjes van mijn leeftijd. Elke dag ging ik naar de dierentuin, om me te onttrekken aan de mensenwereld. Het dier dat ik daar het beste kende, was een jong hyenavrouwtje. Zij kende mij ook. Ze was heel intelligent. Ik leerde haar Frans en om iets terug te doen, leerde zij mij haar taal. Zo brachten we heel wat aangename uurtjes door.

Ter gelegenheid van de eerste mei zou mijn moeder een bal voor mij geven. Nachtenlang lag ik ervan wakker. Ik heb altijd een hekel gehad aan feesten, zeker als ze ter ere van mijzelf worden gegeven. Heel vroeg in de ochtend van de eerste mei 1934 zocht ik de hyena op.

‘Wat een ellende,’ zei ik tegen haar, ‘vanavond moet ik naar mijn feest.’

‘Jij hebt maar geluk,’ zei ze, ‘ik zou dolgraag gaan. Ik kan dan wel niet dansen, maar ik kan op zijn minst een gesprek voeren.’

‘Er is ontzettend veel te eten,’ zei ik. ‘Ik heb karrenvrachten eten zien arriveren.’

‘En jij zit je daar te beklagen!’ riep de hyena vol verachting. ‘Ik krijg hier maar één keer per dag te eten, en derotzooi die ze me dan af en toe voorzetten!’

Plotseling kreeg ik een idee dat me bijna in lachen deed uitbarsten. ‘Jij zou in mijn plaats kunnen gaan!’

‘We lijken niet genoeg op elkaar, anders zou ik het wel doen,’ zei de hyena wat verdrietig.

‘Luister eens,’ zei ik, ‘in dat schemerige avondlicht ziet niemand iets. Als je je een beetje verkleedt, val je niet op tussen al die mensen. Bovendien zijn we bijna even lang. Jij bent mijn enige vriendin, doe het voor mij.’

Over dat laatste dacht ze even na. Ik begreep dat ze van plan was op mijn voorstel in te gaan. ‘In orde,’ zei ze plotseling.

Zo vroeg in de ochtend waren er maar weinig oppassers. Onmiddellijk opende ik haar kooi en een ogenblik later stonden we op straat. Ik hield een taxi aan. Thuis lag iedereen nog in bed. In mijn kamer haalde ik de jurk tevoorschijn die ik die avond zou dragen. Hij was wat lang en de hyena kon nauwelijks op mijn schoenen met hoge hakken lopen. Ik zocht handschoenen om haar handen, die veel hariger waren dan de mijne, te bedekken. Toen de zon mijn kamer binnenviel, kon de hyena min of meer rechtop een paar rondjes lopen. We waren zo druk bezig dat mijn moeder, die me goedemorgen kwam wensen, bijna de deur opendeed voor de hyena zich onder mijn

bed kon verstoppen.

‘Het stinkt in je kamer,’ zei mijn moeder en ze deed het raam open. ‘Voor vanavond moet je maar een lekker bad nemen met mijn nieuwe badzout.’

‘Natuurlijk,’ zei ik.

Ze bleef niet lang. Ik geloof echt dat de lucht haar te machtig werd.

‘Zorg dat je op tijd aan het ontbijt bent,’ zei ze en ze liep de kamer uit.

Het grootste probleem was wat we aan het gezicht van de hyena moesten doen. Urenlang zochten we naar een oplossing; alles wat ik voorstelde wees zij onmiddellijk van de hand. Ten slotte zei ze: ‘Ik geloof dat ik iets weet. Hebben jullie een dienstmeisje?’

‘Ja,’ zei ik verbaasd.

‘Goed, dan weet ik wat. Je belt het meisje en als ze binnenkomt, storten we ons op haar en scheuren haar gezicht af. Dat gezicht zet ik dan vanavond op, over het mijne heen.’

‘Dat is niet zo handig,’ zei ik. ‘Waarschijnlijk gaat ze dood als ze geen gezicht meer heeft en dan vinden ze het lijk en gaan wij de gevangenis in.’

‘Ik heb trek genoeg om haar op te eten,’ antwoordde de hyena.

‘En de botten dan?’

‘Die eet ik ook op,’ zei ze. ‘Afgesproken dan?’

‘Alleen als je belooft dat je haar doodmaakt voor je haar gezicht afscheurt. Anders doet het te veel pijn.’

‘Best hoor, mij maakt het niet uit!’

Toch wel een beetje zenuwachtig belde ik Marie, het meisje. Ik zou het natuurlijk nooit hebben gedaan als ik niet zo’n hekel aan feesten had gehad. Toen Marie binnenkwam, wilde ik niets zien en ging met mijn gezicht naar de muur staan. Een korte kreet en het was voorbij. Terwijl de hyena zat te eten keek ik uit het raam. Een paar minuten later zei ze: ‘Ik kan niet meer. Er zijn nog twee voeten over. Als je een tasje hebt, eet ik die later op de dag wel op.’

‘In de kast ligt een tasje met Franse lelies erop geborduurd. Neem dat maar, gooi de zakdoeken die erin zitten er maar uit.’

Ze deed wat ik zei. Toen riep ze: ‘Draai je nu maar om en kijk eens hoe mooi ik ben!’ De hyena stond zichzelf voor de spiegel te bewonderen met het gezicht van Marie op. Heel zorgvuldig had ze rondom het gezicht alles weggegeten zodat wat overbleef precies paste.

‘Je hebt het keurig gedaan,’ zei ik.

’s Avonds zei de hyena tegen me, toen ze helemaal aangekleed was: ‘Ik voel me fantastisch in vorm! Ik denk dat ik vanavond veel succes zal hebben.’

Toen we de muziek beneden al een tijd hadden horen spelen, zei ik tegen haar: ‘Ga nu maar en denk erom dat je niet naast mijn moeder gaat zitten, zij merkt zeker dat je mij niet bent. Verder ken ik niemand. Veel succes!’ Ik omhelsde haar toen ze de kamer uitging; het was waar dat er een sterke geur om haar heen hing.

Inmiddels was het donker geworden. Vermoeid door alle emoties van de dag nam ik een boek en ging in alle rust bij het open raam zitten. Ik herinner me dat ik Gullivers reizen van Jonathan Swift las. Het zal ongeveer een uur later zijn geweest toen het eerste teken van naderend onheil zich voordeed. Met schelle kreetjes fladderde een vleermuis door het raam naar binnen. Ik ben doodsbang voor vleermuizen. Sidderend van angst verstopte ik me achter een stoel. Nauwelijks lag ik daar op mijn knieën of het vleugelgefladder werd overstemd door allerlei kabaal bij de deur van mijn kamer. Mijn moeder stormde binnen, lijkbleek van woede.

‘We zaten nog niet aan tafel,’ riep ze, ‘of dat ding dat op jouw plaats zat, stond op en riep: “Ik stink wel een beetje, hè? En taart eet ik niet!” Vervolgens trok ze haar gezicht af en at het op. En met een grote sprong verdween ze door het raam.’

(1937-1938)