Over: Marlen Haushofer - De wand
De wand - Marlen Haushofer
Carolien Lohmeijer (Literair Nederland)
De wand vertelt het verhaal van een vrouw die van het ene op het andere moment volledig op zichzelf is aangewezen.
Zij vertrekt met een bevriend echtpaar voor een weekend naar de bergen. Het echtpaar gaat ‘nog even naar het dorp’ maar komt niet meer terug. Als de vrouw de volgende ochtend samen met de hond op onderzoek uitgaat ontdekt ze dat er een onzichtbare wand staat tussen haar en de bewoonde wereld. Zij kan nog net zien dat in de bewoonde wereld al het dierlijk en menselijk leven dood is, versteend.
Het is geen stolp die over haar heen geplaatst is want het weer en de seizoenen blijven. Het regent, de zon schijnt, er breekt onweer uit en het sneeuwt. Ook de temperaturen blijven als in normale seizoenen.
Gelukkig heeft zij de hond. En een huis dat in ieder geval voor de eerste tijd goed bevoorraad is. Ook ‘vindt’ zij een koe die van onschatbare waarde is want nu heeft zij ook melk. Als na een tijdje ook een kat komt aanzetten is het eigenaardige huishouden compleet.
Veel tijd om zich druk te maken om het oneigenlijke van de hele situatie gunt de vrouw zich nauwelijks. Zij begint meteen met overleven. Ze vraagt zich in de loop van het verhaal wel zo nu en dan af wat er gebeurd kan zijn, en hoe het met haar kinderen is ? dat weet ze eigenlijk wel -, maar ze neemt de situatie voornamelijk als een ‘fait accompli’. Op momenten dat het haar toch te kwaad wordt, gaat ze enorm aan de slag: …’Ook toen kwam er van de rustpauze niet veel terecht. Zo ging het steeds. Terwijl ik me afbeulde, droomde ik van stil en vreedzaam uitrusten op de bank. Maar zodra ik dan eindelijk op de bank zat, werd ik onrustig en keek ik uit naar nieuw werk. Dat kwam geloof ik niet voort uit grote ijver, ik ben van nature nogal lui, het was waarschijnlijk zelfbescherming, want wat zou ik tijdens die rust anders hebben gedaan dan in herinneringen verzinken en piekeren. En dat was precies wat ik niet moest doen, dus wat restte mij anders dan doorwerken?’
Tegen beter weten in blijft ze in het begin toch ook nog hopen op een einde van de situatie: dat ze nog gevonden zou worden.
Een enkele keer wordt ze moedeloos …’*Ik had veel enerverende ervaringen achter de rug en nu was ik moe. Ik lag op de bank en als ik mijn ogen dicht deed, zag ik sneeuwbergen aan de horizon en witte vlokken die in een grote lichte stilte op mijn gezicht neerdwaalden. Er waren geen gedachten, geen herinneringen, er was alleen maar dat grote stille sneeuwlicht. Ik wist dat dit een gevaarlijk beeld was voor een eenzaam mens, maar ik kon de kracht niet opbrengen me ertegen te verzetten.’ *
Maar uiteindelijk legt ze zich bij de situatie neer en accepteert dat dit het voortaan is. Vanaf dat moment droomt ze ook niet meer over mensen maar over dieren. En zijn er momenten dat ze echt kan genieten van haar leven.
Om toch enigszins mens te blijven gaat ze schrijven en streept ze de dagen af in een agenda. Toch is het boek geen dagboek. Ze vertelt zelf het verhaal. Het gaat over het heden, ze blikt terug en loopt ook op gebeurtenissen vooruit. Zo weet je aan het begin van het boek al dat de hond dood zal gaan, wat pas in de laatste pagina’s gebeurt. ‘Soms, als ik nu alleen in het winterse bos loop, praat ik net als vroeger tegen Luchs. Ik weet niet eens dat ik het doe, tot ik ergens van schrik en mijn mond houd. Ik draai mijn hoofd om en zie een roodbruine vacht schemeren. Maar het pad is leeg, kale struiken en natte stenen. Het verbaast me niet dat ik nog steeds de dorre takken achter mij hoor kraken onder de lichte tred van zijn voetsporen. Waar zou zijn kleine hondenziel anders rondspoken dan in mijn spoor? Het is een vriendelijk spook en ik ben er niet bang voor. Luchs, mooie brave hond, mijn hond, waarschijnlijk is het gewoon mijn eigen arme hoofd dat het geluid van jouwe stappen maakt en het schijnsel van je vacht. Zolang ik besta, zal je mijn spoor volgen, hongerig en vol verlangen, net zoals ik zelf hongerig en vol verlangen onzichtbare sporen volg. Geen van beiden zullen we ooit onze prooi te pakken krijgen.’
Soms is het net alsof je de tekenaar Escher leest. ‘*Op de vijfde dag na het onweer brak eindelijk de zon door de witte nevelsluiers. Toen was ik nog tamelijk mededeelzaam en maakte ik dikwijls aantekeningen. Later worden ze schaarser en dan zal ik op mijn herinnering aangewezen zijn.’ *Je begint een zin of een alinea die op een manier eindigt wat taalkundig helemaal niet kan. Maar dat stoort geenszins. Het leest allemaal heel logisch.
Informatie over haar vorige leven krijg je maar mondjesmaat. Ze vertelt een paar keer over haar dochters. Hoe moeilijk ze het vond toen die de kinderleeftijd ontgroeid waren en slechts één keer schrijft ze iets over haar echtgenoot, maar niet meer dan één of twee regels.
Het boek gaat over haar en haar kwetsbaarheid, over haar gedachten en over de verhouding tot haar dieren: …* ‘en zoals altijd bij slecht weer moest ik aan de kat denken. Goed, ze had dat vrije leven zelf gekozen. Maar had ze dat echt, ze kon toch helemaal niet kiezen. Ik zag niet zoveel verschil tussen haar en mij. Ik kon dan wel kiezen, maar alleen met mijn hoofd en dat betekende voor mij bijna hetzelfde als helemaal niet. De kat en ik, we waren uit hetzelfde hout gesneden en we zaten in hetzelfde schuitje, dat met alles wat leefde op de grote duistere ondergang afstevende. Als mens had ik de eer dat te beseffen, zonder er iets tegen te kunnen doen. Welbeschouwd was dat een twijfelachtig geschenk van de natuur.’*
Eigenlijk gebeurt er weinig in dit boek. En toch blijf je gefascineerd lezen. Misschien komt dat omdat er juist zo veel in het boek gebeurt: het wordt zomer, ze moet hooien en houthakken, de koe moet gemolken, het onweert, het wordt winter en het gaat sneeuwen, ze moet vissen, jagen, aardappels oogsten, de koe helpen kalveren, het vuur aanhouden, mest scheppen, bonen plukken, wild slachten enzovoort, enzovoort, enzovoort.
Als je eenmaal in dit boek begint, is het moeilijk het weer weg te leggen. En doe je dat toch, dan blijft de thematiek je bezighouden. Daarnaast staat De wand vol prachtige zinnen en alinea’s die je voor je plezier herleest.
Haushofer (1920-1970) is één van de grote schrijfsters uit de Oostenrijkse literatuur. De wand verscheen voor het eerst in 1963 en wordt over het algemeen beschouwd als een hoogtepunt in haar oeuvre. In 1988 is de roman voor het eerst in Nederland verschenen. Ria van Hengel heeft haar vertaling voor deze nieuwe uitgave volledig herzien.