schwob_logo

schwob

marcel
The World's Best Unknown Books
10 03 2013

Over: William Maxwell - Tot ziens, tot morgen

Een 'minor writer', een goed bewaard geheim

Pieter Steinz (NRC Handelsblad)

‘Een van de zeer groten van de twintigste eeuw’ wordt William Maxwell genoemd in het nawoord van Tot ziens, tot morgen, de eerste roman van zijn hand die in het Nederlands vertaald is. De claim wordt op de binnenflap ondersteund door loftuitingen van onder meer Richard Ford en wijlen John Updike – schrijvers die Maxwell kenden van zijn werk als redacteur bij het tijdschrift The New Yorker, of van zijn veelgeprezen autobiografische roman They Came Like Swallows, waarin hij vertelt hoe de Spaanse griep van 1918 zijn jeugd verwoestte.

Maxwell (1908-2000) was een minor writer , of liever: een goed bewaard geheim. Hij schrijft spannend maar zonder opsmuk en autobiografisch zonder te vervallen in navelstaarderij. In Tot ziens, tot morgen, dat in 1980 bekroond werd met de American Book Award, grijpt hij opnieuw terug op zijn eenzame jeugd in een stadje in de Amerikaanse Midwest. Maar dit keer concentreert hij zich op een spectaculaire gebeurtenis in zijn omgeving: de crime passionnel die de vader van zijn enige jeugdvriend Cletus pleegde toen die niet meer kon verkroppen dat zijn vrouw er met zijn beste vriend vandoor was.

De moord – en de daaropvolgende zelfmoord – maakt grote indruk op de ik-figuur van Tot ziens, tot morgen. Maar het is pas later, wanneer hij na jaren Cletus terugziet en verzuimt om iets tegen hem te zeggen, dat hij zich echt voor de zaak gaat interesseren. Hij reconstrueert de omstandigheden – het liefdeloze huwelijk, het terloopse overspel, de wanhoop van de verlaten echtelieden – en verplaatst zich in de motieven van iedereen die bij de dubbele moordzaak betrokken is.

Maar het kan zijn schuldgevoel niet delgen; hij blijft het gevoel houden dat hij Cletus in de steek heeft gelaten door na de gebeurtenissen nooit meer met hem te praten. Aan het eind van het boek kan hij alleen maar hopen dat Cletus ‘gewoon door kon en bij de gratie gods zijn eigen leven kon leiden, zonder in de vernieling te zijn gejaagd door iets waaraan hij part nog deel had’.

Maxwell schrijft in korte paragrafen, in een simpele melancholieke stijl die filosofische bespiegelingen niet in de weg staat. ‘De „herinnering” waar wij ons met zoveel vertrouwen op beroepen’, noteert hij, ‘ is alleen maar een onderdeel van een verhaal dat ons telkens door het hoofd speelt, en dat al doende verandert; tenminste, zo werkt dat bij mij.’ Over de bedrogen echtgenoot, wiens leven in gruzelementen valt, merkt hij eerst op: ‘Hij ging achterover zitten en luisterde hoe zij hun hele huwelijk de wereld uit praatte.’ En iets later: ‘Hij wist wat hem was aangedaan, maar niet wat hij gedaan had om het te verdienen.’

Aan het eind van Tot ziens, tot morgen hebben we niet alleen een beeld van een drama in een provinciestadje, of van twee eenzame jongetjes die geen wezenlijk contact met elkaar kunnen maken, maar ook van een leven dat beheerst wordt door het gevoel gefaald te hebben. De kleine roman rechtvaardigt de twee nawoorden die eraan zijn toegevoegd en maakt nieuwsgierig naar de andere dingen die William Keepers Maxwell heeft geschreven: zes romans, tien verhalenbundels en twee non-fictieboeken.

Tot ziens, tot morgen is opgenomen in klassiekenreeks Cossee Century, waarin ook de Great American Novel All the King’s Men van Robert Penn Warren en het non-fictieboek De eigenzinnigheid van Hammerstein van Hans Magnus Enzensberger zijn verschenen. Eerlijk gezegd is me niet duidelijk wat de criteria zijn voor opname in de luxe uitgegeven serie. Maar wat geeft het, zolang een juweeltje zoals dat van Maxwell voor de Nederlandse lezer ontsloten wordt?