schwob_logo

schwob

 
Terug naar boek

Fragment

Tot ziens, tot morgen

William Maxwell

De grindkuil lag ongeveer anderhalve kilometer ten oosten van het stadje en vormde een klein meer, zo diep dat ouders hun jongens onder de zestien verboden om er te gaan zwemmen. Ik kende het alleen van horen zeggen. Er werd gezegd dat het geen bodemhad, wat ik opvatte als de letterlijke waarheid, gefascineerd als ik werd door het idee dat je ergens een gat kon graven en als je daar dan lang genoeg meedoorging, vanzelf in China uitkwam.

Drie mannen die daar grind stonden te scheppen, hoorden op een winterse ochtend kort voor zonsopgang iets wat klonk als een pistoolschot. Of, zeiden ze tegen elkaar, het kon ook een terugslaandemotor zijn geweest. Van het ene op het andere moment werd het licht. Niemand kwam door het aangrenzende veld naar de kuil toe gelopen en ook de weg bleef leeg. Het geluid was niet van een terugslaande motor; er was een pachtboer genaamd Lloyd Wilson doodgeschoten, en wat ze gehoord hadden, was het vuurwapen waarmee hij vermoord werd.

Er volgde een gerechtelijk onderzoek en Wilsons oom, die al een aantal jaren bij hem inwoonde en achter in de zestig was,verklaarde dat hij de paarden aan het voeren was en de lantaarn van zijn neef voorbij had zien komen,op weg naar de koeienstal. De paardenstal en de koeienstal stonden ongeveer driehonderd meter uit elkaar. Het schot had hij niet gehoord en hij had die ochtend ook niemand op de boerderij gezien die er niet thuishoorde. Het huishouden bestond op dat moment uit Lloyd Wilson, zijn twee kleine jongens van zes en negen jaar oud, zijn oude huishoudster en de oom,Fred Wilson.

Vervolgens werd de huishoudster verhoord, en zij verklaarde dat Lloyd Wilson op de laatsteochtend van zijn leven zoals gewoonlijk om halfzes was opgestaan, zich had aangekleed en twee vuurtjes had gestookt. Terwijl hij wachtte tot het hout in het keukenfornuis vlam vatte, had hij met haar staan praten en grapjes gemaakt. Hij maakte een ogewekte indruk en verliet het huis fluitend.

Tegen de tijd dat het ontbijt klaarstond, was hij normaalgesproken klaar met melken en terug in de keuken. Ze wist dat hij de stad inmoest omdaar eenman op te halen die hij had ingehuurd om nog wat maïs voor hem te pellen en dus vroeg ze de jongste van de twee kinderen omte gaan kijken waar zijn vader bleef.

De jongen vroeg om een zaklantaarn, maar zij tuurde in het duister en zei dat hij die niet nodig had, want hij kon de lantaarn boven de openstaande staldeur zien branden. Al heel snel hoorde ze hem terugkomen. Hij huilde. Toen ze de tochtdeur open deed en hem riep, zei hij: ‘Papa is dood! Hij zit daar met zijn ogen open, maar hij is dood…’

Wie gelooft er nu een kind. Ze negeerde hem, duwde hem opzij en rende naar de schuur. Wilson zat op een melkkruk in de middelste stal en zijn lichaam hingonderuitgezakt tegen de scheidingswand. Ze pakte zijn hand en riep: ‘Lloyd, ingodsnaam, wat is er met je?’