schwob_logo

schwob

 
Terug naar boek

Fragment

De heilige van de berg Koya

Kyoka Izumi

8

Ik hoef je niet te vertellen hoe bang ik was. Maar ik veronderstel dat een onervaren asceet als ik op een donkere plek als deze diepere inzichten kon verwerven - ook al was hij een bangerd. Hoe dan ook, ik knapte enigzins op van de koelte. Ik vergat hoe moe mijn benen waren en zette er flink de pas in. Maar net toen ik driekwart van het woud achter mij meende te hebben gelaten, plofte er iets op mijn hoed van een tak die zo’n vijf of zes voet boven mijn hoofd hing. Het was alsof ik door een peillood werd getroffen. Ik dacht dat het een noot was, of een bes, en schudde een paar keer flink met mijn hoofd, maar het klampte zich vast aan mijn hoed. Zonder erbij na te denken greep ik ernaar. Het voelde koud en slijmerig aan.
Ik bekeek het eens goed. Het leek op een opengesneden zeekomkommer zonder mond of ogen. Iets dierlijks, daar viel niet aan te twijfelen. Vol afkeer probeerde ik het van mij af te slingeren, maar het gleed naar beneden en hechtte zich aan mijn vingertoppen. Toen ik het eindelijk van mij af had geschud, zag ik prachtige, vuurrode bloeddruppels op mijn vinger. Stomverbaasd bekeek ik mijn hand eens nader, en daarop stelde ik vast dat er net zo’n beestje aan mijn elboog hing: een zeekomkommer uit de bergen, anderhalve centimeter dik en negen centimeter lang.
In opperste verbazing keek ik toe terwijl het ding zich aan mij vastklampte en almaar dikker werd naarmate het mijn warme bloed opzoog. Het was zacht, zwartgrijs en bruingestreept - een dun komkommertje vol wratten. Toen wist ik het: een bloedzuiger, geen twijfel aan.
Omdat het ding zo ongewoon groot was had ik het niet meteen herkend. In heel ons land had niet één rijstakker bloedzuigers als deze; zelfs in de beruchtste moerassen trof je ze niet aan. Ik schudde mijn arm uit alle macht, maar het beest had zich flink aan mij vast gebeten en liet niet los. Met hoeveel weerzin het mij ook vervulde, ik nam het tussen mijn vingers en trok eraan tot het meegaf. Ik smeet het meteen op de grond, want ik kon het geen ogenblik meer verdragen, maar heel het woud hoorde die monsters toe, overal hadden ze hun nesten, ze waren op alles voorbereid, we zaten zo diep tussen de bomen dat het zonlicht daar niet doordrong, en de bodem was zo zacht dat ik het beest niet eens kon vertrappen.
Op dat ogenblik voelde ik mijn nek jeuken. Daar zat er weer eentje. Ik probeerde het weg te vegen, maar mijn hand gleed eroverheen, zo glad was het. Allemachtig, daar kroop er al eentje over mijn borst, en eentje zat vlak onder mijn gordel. Ik trok bleek weg en keek voorzichtig om mij heen, maar ze zaten ook op mijn schouders.
Ik sprong instinctief op en neer en schudde mezelf van top tot teen. Ik moest als de bliksem onder die grote tak vandaan. Onder het rennen rukte ik als een razende aan alle bloedzuigers die ik maar kon vinden.
Ik vond het al gruwelijk dat een hele tak vol met bloedzuigers zat maar toen ik omkeek, zag ik dat heel de bóóm krioelde van die beesten.
Ik hapte naar lucht. Links van mij, rechts van mij, op de tak voor mijn neus - ze zaten overal.
Ik schreeuwde het uit van angst. Weet je wat er toen gebeurde? Ditmaal zag ik het klaar en duidelijk: het regende zwarte, uitgemergelde bloedzuigers! Ze vielen op elkaar tot ze mijn voeten overdekten, ze kleefden aan de rand van mijn voeten, ik zag mijn tenen niet eens. Heel die bloedzuigende massa trilde van leven… Ik had de indruk dat ze stuk voor stuk krompen en zich uitzetten… Het duizelde me voor mijn ogen, en er bekroop mij een eigenaardige gedachte.
Al sinds het tijdperk der goden wachtten die angstaanjagende bloedzuigers in het gebergte op menselijke voorbijgangers. Na een eeuwigheid van bloedzuigen - joost mag weten hoeveel vaten vol - zouden ze verzadigd raken, en dan zouden ze allemaal, stuk voor stuk, hun mensenbloed weer uitspugen. De aardbodem zou doordrenkt raken met bloed, en alle bergwanden zouden veranderen in zompige moerassen van bloed en modder. Op dat ogenblik zouden al deze bomen - zo donker en zo enorm dat het zonlicht daar nooit doordrong - versplinteren, en iedere splinter zou in een bloedzuiger veranderen. Geen twijfel mogelijk. Zo zou het gaan.