Over: Evan S. Connell - Mr Bridge
Smakelijk en pijnlijk is het portret van een welgesteld Amerikaans echtpaar dat elkaar weinig te zeggen heeft
Jessica Durlacher (de Volkskrant)
Een existentiële nachtmerrie, dat is Mrs. Bridge van Evan S. Connell (1924-2013), volgens het voorwoord bij de nieuwe heruitgave als Penguin Classic van dit merkwaardige boek uit 1959, dat ik pas onlangs heb ontdekt, tot mijn schande én vreugde.
Mrs. Bridge (1959) bestaat uit 117 korte en wat langere hoofdstukjes met allerlei alledaagse en minder alledaagse gebeurtenissen in het wat lege vrouwenbestaan-in-welstand van de tragisch onzelfstandige India Bridge. Mrs. Bridge leidt een leven gevangen in conventies en (veronderstelde) regels, strikte rolverdelingen en gedwongen ledigheid.
Heel langzaam, met het verstrijken van de tijd die je per meesterlijk hoofdstukje voelt wegsijpelen, dringt bij haar het besef door van de hele erge nachtmerrie die haar comfortabele leven eigenlijk is.
Het verhaal eindigt in haar garage, waar ze met haar auto op een vrij fatale manier in komt vast te zitten. ‘Half inside and half outside she remained. For a long time she sat there with her gloved hands folded in her lap, not knowing what to do. (…) ‘Hello? Hello out there?’ But no one answered, unless it was the falling snow.’
Je kunt die scène symbolisch noemen voor haar bestaan als geheel. Komisch en tegelijk zo ijzingwekkend dat je een schreeuw zou willen geven. Inderdaad: existentiële horror.
Het leven van Mrs. Bridge speelt zich af in Kansas City, aan het eind van het interbellum, net als het leven van de ouders van de auteur, Evan S. Connell, die naar zijn zeggen model hebben gestaan voor zowel Mrs. Bridge als zijn opvolger Mr. Bridge, waarin India’s echtgenoot op zijn beurt in 141 piepkleine hoofdstukjes wordt gevolgd.
Mr. Bridge verscheen in 1969, tien jaar later dan Mrs. Bridge. Ook doordat we de zielige en vergeefse pogingen tot contact van Mrs. Bridge met de altijd afwezige Mr. Bridge kennen uit het eerste boek, is dat tweede boek weer even smakelijk en pijnlijk. Je hoopt heimelijk dingen te weten te komen over de andere kant van dat leven en dat huwelijk.
Maar ofschoon deze levens zich in hetzelfde huis en in dezelfde tijd afspelen, komt het niet helemaal als een verrassing dat er tussen deze twee boeken maar weinig overeenkomsten zijn. Meteen is dat het bewijs hoe diep de eenzaamheid van deze personages is, hoe fraai verhuld ook door de lichtheid en schijnbare onbeduidendheid van de voorvallen.
Geen enkel hoofdstukje verzuimt iets nieuws over mevrouw of meneer te vertellen, steevast iets heel treurigs dat je toch aan het lachen maakt. Mrs. Bridge is een vrouw die zegt wat ze denkt wat er van haar wordt verlangd. Als meneer en mevrouw Bridge met twee mensen, met wie ze per ongeluk af en toe gaan eten (‘Mrs. Bridge could not quite recall how she and her husband became acquainted with the Van Metres’) op hun uitnodiging in een volledig verlaten restaurant neerstrijken, merkt mevrouw Bridge monter op: ‘I do get so sick of crowds sometimes…’
Andere scène: met haar gezin (de kinderen zijn al 18, 16 en 14) woont ze een trouwerij bij. Het is voor iedereen duidelijk dat de bruid zwanger is. In geschokte stilte rijden ze terug naar huis. Wanneer drie maanden later de geboortekaart op de mat valt, roept Mrs. Bridge, in een poging de schande te ontkennen: ‘Isn’t that nice! First babies are so often premature.’ Ook dan staat ze weer alleen: ‘A profound silence, a massive, annihilating silence, greeted her remark.’ Hilarische tristesse.
Toch is Mrs. Bridge in haar wanhoop en verveling geen karikatuur. Ze is ook geen depressieve vrouw, maar vol goede wil, blijft altijd rustig en is hoogstens wat verbaasd over de geringe vreugde die het leven haar biedt. Zelfs om in haar verdriet af te dalen heeft Mrs. Bridge te weinig zelfvertrouwen. Ze begint af en toe aan een boek of een cursus of een gesprek, maar als daar iets of iemand tussenkomt, blijven al die plannen liggen, om nooit meer opgepakt te worden.
Het onvermogen een stempel te drukken op haar omgeving heeft iets universeels, een gevoel dat iedereen kan overvallen - hopelijk niet zo allesoverheersend.
Je kunt niet zeggen dat Mr. Bridge een veel grootser en warmer man is dan zijn vrouw te zien krijgt, maar wel dat hij zijn liefde en zijn behoefte zijn gezin te koesteren al vroeg heeft vertaald naar het geld dat hij voor hen moet verdienen. De opvoeding van zijn kinderen verricht hij als een verlengde van zijn arbeid, en uiteindelijk wordt ook zijn huwelijk een taak.
Hoewel hij weet dat Mrs. Bridge graag van hem zou horen wat hij voor haar voelt en hij ook de behoefte voelt haar dat te vertellen, lukt hem dat niet. ‘However, he could think of nothing appropiate. (…) Eventually Mr. Bridge decided that his wife should expect nothing more of him. After all, he was an attorney rather than a poet…’
In zijn zorgzame rigiditeit zit iets ontroerends, maar vaker lijkt die ook op een vorm van autisme, waardoor hij alles wat zeemt naar verandering en ontsnapping bevreemd en met wantrouwen tegemoet treedt. Ook de manier waarop hij denkt over zwarten en Joden verraadt een diepe weerzin voor al wat anders is dan hijzelf.
Toch kun je hem niet meteen als een rabiaat-rechtse Archie Bunker wegzetten. Daarvoor worstelt Mr. Bridge te zichtbaar met wat hij denkt en wat hij daarvan durft te tonen, net als zijn vrouw.
Wat Connells werk bovendien zo knap maakt, is dat hij geen poging doet ook maar iets uit te leggen. Hij laat zijn personages denken en doen, en zelf houdt hij zijn mond, ook over racisme of Jodenhaat. Wat we van Mr. Bridge vinden, zullen we zelf moeten bedenken.
Door hun moderne strekking en toon zou je niet verwachten dat de Bridge-boeken in de jaren dertig spelen. Tijdens de reis naar Europa waarmee Mr. Bridge zijn vrouw verrast, is op de achtergrond sprake van de annexatie van Polen door de Duitsers. Hitler wordt genoemd, en Mr. Bridge staat niet eens zo afwijzend tegenover hem, vooral met het oog op de Joden. Hun zoon Douglas wil het leger in. Maar die buitenwereld is eindeloos ver weg.
Dat deze boeken ook in de jaren vijftig of zestig gesitueerd hadden kunnen zijn (net als andere suburbia-romans van Amerikaanse auteurs als John Updike, Richard Yates, John Cheever), komt misschien vooral door de welstand van de Bridges in hun buitenwijk, wat je niet met die late jaren dertig associeert - het leven rond de countryclub en het winkelcentrum.
Ook de generatiekloof met hun kinderen is voor de Bridges veel groter dan je in die tijd zou verwachten. Die lijken zich namelijk maar heel weinig van hun ouders met hun ouderwetse opvattingen aan te trekken. Ruth, de oudste, trekt bijvoorbeeld naar New York, is gek op kunst en doet aan ‘vrije liefde’.
Maar een zuivere suburbia-schrijver kun je Connell niet noemen, daarvoor is zijn werk te divers. Hij publiceerde ook poëzie en non-fictie, waaronder de veel geprezen, goedverkochte en als tv-serie verfilmde biografie Son of the Morning Star (1985) over generaal George Armstrong Custer, een kleurrijke figuur uit de Amerikaanse burgeroorlog. In 2004 publiceerde Connell nog een biografie van de schilder Goya.
De twee Bridge-boeken werden in 1990 verfilmd door James Ivory met Paul Newman en Joanne Woodward als de Bridges. Dat was een succes, maar Connell bleef lang een van die meesterlijke Amerikaanse auteurs die onder vakgenoten wel een bekende was, maar nooit ten volle doordrong tot de main crowd. Hij stierf begin dit jaar, in Santa Fe, op 88-jarige leeftijd. Vier jaar geleden werd hij genomineerd voor de prestigieuze Man Booker International Prize en drie jaar geleden ontving hij de Los Angeles Times Book Prize.
Verdiende erkenning, eindelijk, al had hij maar weinig tijd om ervan te genieten.
(Recensie door Jessica Durlacher, gepubliceerd op 20-04-2013 in de Volkskrant)