schwob_logo

schwob

marcel
The World's Best Unknown Books
08 10 2014

Over: Werner Bräunig - Rummelplatz

Beste lezer!

Oscar van Gelderen

Sinds de roman Stoner in het najaar van 2011 op mijn pad kwam, ben ik niet zo in de ban geweest van een boek als de roman die u nu in handen houdt: Rummelplatz (Kermis) van Werner Bräunig. Ik zal er zeker geen gewoonte van maken om leesexemplaren te voorzien van ronkende aanbevelingsbrieven, maar voor dit boek maak ik graag een uitzondering. En niet alleen de roman zelf verdient alle aandacht, ook de schitterende vertaling van Josephine Rijnaarts dient in de zon gezet te worden: het Nederlands zingt, het idioom fonkelt, iedere zin – nou, goed: bijna iedere zin – is een feest. Hulde dus, voor de vertaalster!

Zo opent Rummelplatz:

‘De nacht van twaalf op dertien oktober kwam in de Duitse bossen tot rust; een vermoeide wind sloop over de akkers, slofte door de donkere steden van het jaar vier na Hitler, kroop in de ochtendschemering oostwaarts over de Elbe, klom over de kammen van het Ertsgebergte, plukte aan de spandoeken die slap in de ruïnes van Maagdenburg hingen, daalde door de beukenbossen op de Ettersberg behoedzaam af naar het standbeeld van de twee grote denkers en de huizen van de nog grotere vergeters, woei het stof van de bruinkoolmijnen op, ging even liggen in de reusachtige vlag voor de Berlijnse universiteit aan Unter den Linden, ruiste over de Brandenburgse zandvlaktes en verdween ten slotte in het laagland ten oosten van de Oder.’

Rummelplatz verscheen nooit: het werd door de ddr-autoriteiten verboden, en de auteur, Werner Bräunig (1934-1976), stierf geknakt, berooid en verwoest door alcohol.

Wat was er gebeurd?

Uit het nawoord van Josephine Rijnaarts: ‘De elfde plenaire vergadering van het centraal comité van de sed in december 1965, het roemruchte ‘11. Plenum’, betekende een cesuur in het cultuurbeleid van de ddr. De partijtop zou over de economie gaan, maar ontwikkelde zich tot een aanklacht tegen kunstenaars, die werden beticht van “scepticisme”, “nihilisme” en “pornografie”. Het fragment uit Rummelplatz werd aangehaald als literatuur die haaks stond op het socialistische gedachtegoed en een karikaturaal beeld schetste van de moeilijke begintijd van de Wismut.’

In het oktobernummer 1965 van Neue Deutsche Literatur, dat twee maanden voordat het 11e plenum bijeenkwam verscheen, stond het vierde hoofdstuk uit Rummelplatz afgedrukt, het hoofdstuk waarin de hoofdpersonages losgaan in de plaatselijke cafés en op de kermis (‘Rummelplatz’). Het is een vrolijk hoofdstuk, uitgelaten zelfs, in zekere zin is het totaal niet maatgevend voor de rest van de roman, maar het was voor het centraal comité van de sed voldoende reden om Bräunig het zwijgen op te leggen: de roman, die uit twee ‘boeken’ zou bestaan en de jaren 1949-1959 zou bestrijken, werd verboden. Het contract met de uitgeverij werd ontbonden, en het eerste boek (dat de periode beslaat van de oprichting van de ddr in 1949 – ‘het jaar vier na Hitler’ – tot juni 1953, de maand waarin Oost-Duitse bouwvakkers in opstand kwamen tegen het regime) werd door Bräunig – ooit binnengehaald als de grote literaire belofte van de ddr – gedesillusioneerd terzijde gelegd.

Waar gaat Rummelplatz over?

De roman geeft een opmerkelijk openhartig beeld van het leven van mijnwerkers in het fictieve dorp Bermsthal, in de Wismut: het uraniumprogramma dat door de Russen was opgestart in hun race tegen het Amerikaanse atoomprogramma. De mijnen trokken niet alleen ‘gewone’ kompels aan, maar ook veel gelukszoekers (het werk betaalde goed) en jongelui die nog niet wisten welke kant ze op wilden met hun leven – het gebied werd het ‘Wilde Oosten’ genoemd, en ‘Klein Texas’.

Rummelplatz wordt verteld vanuit het perspectief van meerdere personages: de ex-communist Fischer, diens dochter Ruth, de intellectueel Kleinschmidt en de brokkenpiloot Loose (gemodelleerd naar Bräunig zelf). Het doel van Bräunig was een ‘Gesamtdeutscher Roman’, een roman over Duitsland als natie – zowel Oost als West – en een portret te schetsen van de echte arbeider, dat wil zeggen een mens die zingeving vindt in zijn arbeid. De roman sluit af met de beroemde zinnen: ‘Wat blijft er van een arbeider over als hij sterft? Zijn arbeid? Het werk dat hij heeft gedaan? Maar dit heb ik gezien: er is niemand die bij zijn dood niet iets nalaat, hoe arm hij tijdens zijn leven ook was.’

Zin na zin dendert deze roman door, bladzijde na bladzijde lezen we over de mijnen, interne strijd en afgunst, vechtpartijen, verraad, over wederopbouw, opstand, hoop en liefde, over het leven in Oost- én in West-Duitsland, in die fabelachtige stijl van Bräunig, de man die ons deze roman achterliet, zíjn arbeid.

Om nogmaals een idee te geven van Bräunigs stijl, productieleider Dr. Jungandres wordt op de volgende wijze in de verf gezet:

‘De dag waarop Jungandres naar Bermsthal was gekomen, was evenwel een historische dag. Het was 30 januari 1933, de dag van de machtsovername door de nazi’s, de dag waarop het Duitse monopoliekapitaal de heer Hitler definitief installeerde, de dag van de heilige alliantie met de burgerlijke maatschappij, het begin van het Duizendjarige Rijk. In Bermsthal bleef alles rustig, de dag erna was er een demonstratie van een paar arbeiders, vakbondslieden en communisten, maar de sociaaldemocraten hadden geen instructies van bovenaf gekregen en bleven thuis, zodat het protest doodbloedde. Pas achtentwintig dagen later ontstond er onrust. De Rijksdag was afgebrand en het was de vraag of de communisten het gebouw in brand hadden gestoken of dat Göring dat zelf had gedaan, de mensen vlogen elkaar in de haren, een paar arbeiders werden gearresteerd, ongelukkig genoeg ook drie of vier sociaaldemocraten, wie kaatst, moet de bal verwachten. Als reactie op de arrestaties werd er toch nog een grote protestbetoging gehouden. De sa en de politie stonden paraat en de demonstratie werd uit elkaar geslagen: communisten en socialisten, vakbondslieden en christenen. Van de zesendertig communisten in Bermsthal ontbraken er na afloop zesendertig en ook van de honderdvijftig sociaaldemocraten waren er verschillende verdwenen. Een paar van hen kwamen weken later terug, een paar nog later, een paar heel veel later, de meesten nooit. Maar Duitsland is een land waar de gemoederen buitengewoon snel bedaren. Het zou met die Hitler zo’n vaart niet lopen, de soep werd nooit zo heet gegeten als ze werd opgediend.’

En het werk in de mijnen, vol prachtige terminologie, vakjargon en exotisch klinkend gereedschap, als volgt:

‘Het was stil geworden in de berg. Een berg vol gangen, gangen vol erts: kobalt, nikkelbloem, bismut, zilver, uranium. Meer naar het oosten loodglans en zinkblende, wolfraam, molybdeniet en natuurlijk tin. Ontgassingsproduct van granitisch magma uit de diepte, dat zich uitstrekt van het Boven-Carboon tot in het Onder-Roodliggende, graniet dat oprijst uit glimmerlei, zwaarspaat en vloeispaat, de kleurloze, melkwitte en grijze kwarts. En als je geluk hebt, vind je misschien een topaas. Dan vind je misschien het messinggele pyriet en loodgrijs antimoonglans, zuiver bismut en misschien nog zilver. Als je geluk hebt.’

Werner Bräunig zou nog een verhalenbundel publiceren, enige essays en wat gelegenheidsboeken. Een aanzet tot een tweede roman (Ein Kranich am Himmel) bleef op 150 bladzijden steken. Hij overleed, aan de drank en vergeten, in 1976.

Pas in 2007, dankzij Aufbau Verlag in Berlijn, werd ‘Boek 1’ gepubliceerd en onmiddellijk door de Duitse critici erkend als een meesterwerk. Ook in Nederland verscheen in 2007 een recensie, van de hand van terrorisme-expert Beatrice de Graaf, in dagblad Trouw. Zij noemt Rummelplatz ‘meeslepend en authentiek’ en ‘een echte literaire vondst en sleutelroman voor het leven in de vroege ddr’.

Lezer, ik presenteer u, aan de vooravond (9 november) van de 25e verjaardag van de val van de Muur: Rummelplatz.

Oscar van Gelderen

Uitgever

www.lebowskipublishers.nl