Fragment
Gezichten
Mohamed Choukri
Liefde en vervloekingen
William zei tegen Adso: ‘Boeken zijn niet gemaakt om erin te geloven, maar om aan onderzoek te worden onderworpen. Als we een boek voor ons hebben, moeten we ons niet afvragen wat het zegt maar wat het bedoelt te zeggen, een uitgangspunt dat de oude commentatoren van de heilige boeken zeer helder voor de geest stond.’
De naam van de roos van Umberto Eco[1]
Wanneer de ervaring heftiger is dan het berouw, verdwijnt het schuldgevoel. In de ervaring die ik hier zal beschrijven, zal ik niet proberen mezelf vrij te pleiten of te veroordelen. Mezelf niet, maar ook anderen niet. Ik voel me als een zijderups die zich beweegt tussen uitzinnige vreugde en intens verdriet. Ik wens jou en mezelf alle goeds toe. Misschien gun ik alle andere klootzakken zelfs nog wel meer geluk dan mezelf. Ik ben niet bang voor de vervloekte, trieste dag van morgen, of ik nu alleen zal zijn, of in het gezelschap van de duivel.
De nacht van Tanger, die niet zo lang geleden nog iets knaps en jeugdigs had, is een lelijke, oude vetzak geworden, besmeurd met uitwerpselen. Hij is veranderd in een opvliegende woesteling, waar niets vertrouwenwekkends meer van uitgaat. Ik weet dat hij alle beschuldigingen en verdachtmakingen tegen hem van zich heeft afgeschud. Hij is de hoeder en bondgenoot van de misdaad, dat weet ik ook wel, en toch zal ik me niet helemaal tegen hem keren en zijn kameraadschap van vroeger niet verloochenen. Ik ben hem immers veel verschuldigd uit de tijd waarin hij mijn steun en toeverlaat was. Uit de tijd toen het leven nog wreed en beangstigend was. Ik zal zijn verdiensten niet ontkennen, maar ik zal me niet meer medeplichtig maken aan zijn afschuwelijke, meedogenloze misdaden tegen onschuldige mensen.
De Granada-bar begon pas goed te lopen toen Fati Sakia er in dienst kwam. Nog niet eerder waren de stamgasten van de derderangs kroegen in Tanger bediend door een mooi, blond meisje met een zachte, zangerige stem, dat in de gesprekken met haar klanten, van wie de meesten niet konden lezen en schrijven, Arabische gedichten voordroeg – zowel klassieke als moderne.
‘De tijd van de zingende slavenmeisjes is weer terug. Leve je moeder, Fati!’ had een dronken ruziezoeker haar eens toegeroepen.
De andere animeermeisjes en hoertjes die in dit soort kroegen werkten, verzonnen de meest sterke verhalen over een verleden vol verwaarlozing, eenzaamheid en narigheid en soms roddelden ze op een domme, vulgaire manier over hun klanten, wat sommigen misschien waardeerden, maar anderen juist verafschuwden. Fati daarentegen ontleende de rijkdom en de betovering van haar verhalen aan de boeken die ze met grote gretigheid las, hoewel ze er niet veel van begreep. Dat nam niet weg dat haar ambitie groot was en haar persoonlijkheid er met de dag sterker door werd. Het enige wat de nieuwsgierige klanten – die in kwaadsprekerij, domheid en oppervlakkigheid niet onderdeden voor de doorsnee barmeisjes – over haar wisten, was dat ze uit Larache kwam. Ze was in de vierde klas van school gegaan om in dit paradijs van vergane glorie in de Granada-bar te komen werken. Dat was haar lot, terwijl ze nog geen twintig jaar oud was: ‘Ik heb nooit geleerd hoe ik van iemand moet houden en ik denk niet dat ik het ooit zal leren’, zei ze, misschien uit trots, maar misschien ook omdat het de waarheid was. Het doet er niet toe. Wat we uit Fati’s woorden kunnen opmaken, is dat ze het enige wat ze van de liefde begreep, uit boeken haalde. De echte liefde speelde zich buiten haar leefwereld af. Denken over de liefde is iets anders dan de liefde beleven. Tot op de dag van vandaag speelt Fati een spelletje met de liefde om haar werk in de Granada-bar te kunnen behouden, maar ze staat niet toe dat de liefde een spelletje met haar speelt. Ik heb het weleens met haar gehad over de betekenis van de uitdrukking ‘verkoopster van passie’. ‘Als ik zeg dat ik “passie verkoop”’, zei ze, ‘bedoel ik dat ik er bezwaar tegen heb om mijn passie zomaar van de hand te doen. Passie is iets wat betekenis in mijn leven zou kunnen hebben. Het kan gebeuren dat ik mijn lichaam verkoop aan iemand voor wie ik geen passie voel, maar mijn lichaam kan ook in vuur en vlam raken.’ Toen voegde ze eraan toe: ‘Wil je dat ik het je uitleg?’
‘Vertel.’
‘Op mijn leeftijd ben ik niet meer in staat na te denken over de liefde.’ En even later voegde ze eraan toe: ‘Wat ik eigenlijk wil zeggen, is dat liefde niet te koop is voor schoften.’
Wat ik van Fati heb geleerd, is dat de dromen van de rijken misschien wel niet zo veel verschillen van die van de armen, precies zoals vreugde en verdriet voor iedereen hetzelfde zijn.
Fati was verantwoordelijk voor de kas van het café. Ze was de favoriet van de klanten, maar als het zo uitkwam, kon ze ook gemeen zijn. Ze wist wat ze zei. Ze heeft me verteld hoeveel pooiers, gekken en martelaren van de menselijke leegte, arm zowel als rijk, in een moment van zwakte en zelfverloochening, aan haar voeten hebben gehuild. Zij was de hoer. Zo noemden ze haar niet alleen achter haar rug, maar ook recht in haar gezicht. Maar dat kon haar niet schelen en het troostte haar om te zien hoe die hoerenzonen stilletjes voor haar stonden te snikken, terwijl ze haar vertelden over hun droevige leven. Ze deed altijd alsof ze aandachtig luisterde naar hun domme geklets, om ze het gevoel te geven dat ze toch nog iets voorstelden. Ze onderscheidde zich van de andere meisjes door haar intelligentie, haar speelsheid en haar ongeëvenaarde charme, die haar een uitzinnige bewondering van de klanten opleverde. Maar ook zij had haar momenten van vernedering en zwakte, wanneer ze drankzuchtige klanten moest bedienen. Soms werd haar mond droog en had ze moeite met slikken, als ze te maken kreeg met een agressieve bullebak, die een slechte dag had en naar het café was gekomen om zich met haar te amuseren, met een blik waarin de misdaad twinkelde. Als ze zich verzette, gaf hij haar een dreun in haar gezicht of bedreigde hij haar met een mes, en wie tussenbeide kwam om haar te beschermen, kreeg nog meer te verduren, misschien zelfs met de dood tot gevolg. Hoe zou het haar vergaan met een litteken in haar gezicht?
Je kunt je afvragen of ze echt heeft gezien wat ze zegt dat ze heeft gezien. Misschien heeft ze het alleen gedroomd, of vertelt ze na wat ze van anderen heeft gehoord. Zo vraag ik me ook af of het echte avonturen waren, die je alleen met dieven, hoeren, vagebonden of gekken kunt meemaken. Alsof heldendom in de liefde alleen verwezenlijkt kan worden in datgene dat bezoedeld en verdoemd is. Dat een rijkaard verliefd wordt op een vrouw die geruïneerd is en dat een gelovige verliefd wordt op een vrouw die niet gelooft. Het zou kunnen, want ik heb van echte minnaars begrepen dat passie geen wetten kent. We zouden met behulp van onze creatieve, vervloekte verbeelding alle vreugdevolle en rampzalige herinneringen moeten oproepen. Zij, die schrijven zonder te beschikken over een creatief, vervloekt geheugen, verdienen medelijden. Geschriften die de lezers verleiden, dragen hun geheim – waarom ze worden bewonderd of verloochend – in zich mee. Op degenen die zich aan ons ergeren en niet bereid zijn ons te laten bloeien, omdat het schurken zijn die ons van onze jeugd, onze adolescentie en ons hele bestaan willen beroven, zullen we ons wreken door de slechte tijden waarin ze ons laten leven met onze creativiteit te bedwingen.
[1] Nederlandse vertaling van De naam van de Roos van Umberto Eco (Amsterdam, Prometheus, 2012; vert. van Jenny Tuin en Pietha de Voogd; 57e herz. dr.; eerste dr. 1984). [noot van de vertaler]