schwob_logo

schwob

marcel
The World's Best Unknown Books
28 06 2013

Over: Ted Hughes - Ik wil nooit vergeven worden

Ik wil nooit vergeven worden - Ted Hughes

Johan de Haes (Cobra.be)

Een mooie bundeling brieven uit het rijke, maar ook zeer bewogen leven van Ted Hughes, eminent dichter, maar ook de verguisde weduwnaar van de tragische Sylvia Plath.

Instinct en mythe

Op 19 augustus 1998 schrijft de dichter Ted Hughes (1930-1998) in een brief aan Marina Warner dat zijn ziekte – hij leed aan kanker – wel eens het gevolg kon zijn van het boek dat hij enkele jaren voordien over William Shakespeare had geschreven. Hughes vond dat hij met dat geruchtmakende essay ontrouw was geweest aan zijn meest vitale muze - de poëzie - en dat dit zich in een aanval van gordelroos en nog erger had gewroken.

Susan Sontag heeft dit soort magisch denken over kanker op de korrel genomen in haar bekende boek ‘Illness as a metaphor’, maar Ted Hughes bleef zijn hele leven lang gefascineerd door het instinctieve in mens en dier, door primitieve levenswijzen, oude tradities en mythologische verhalen. Hij was bevreesd voor het gevaar dat mens en beschaving liepen als ze voeling verloren met de onderbewuste bronnen van het leven en met hun diepste verlangens.

Poëzie en puritanisme

Ted Hughes zag in Shakespeare de geniale voorspeller van de puriteinse revolutie en de gestroomlijnde hofcultuur die het geestesleven en de Engelse taal hadden verdord. De wetenschap lachte het boek weg, zoals het ook met ‘The White Goddess’ had gedaan. Voor de jonge Ted Hughes was ‘The White Goddess’ van Robert Graves (een literair zeer invloedrijk werk over poëzie en matriarchaat) zijn lijfboek geweest. In zijn brieven duiken esoterische verwijzingen naar tarot, astrologie, sjamanisme of de psychoanalyse van Gustav Jung met regelmaat op. Hij vond dat Engeland en Europa na de Tweede Wereldoorlog de kans hadden gemist om hun beschaving op een nieuwe en levensvatbare leest te schoeien.

De dichter Hughes is het meest nog in zijn gedichten, die krioelen van geheimzinnige dieren en persoonlijke mythes, een scherpe en controversiële cultuurcriticus gebleken, met een grondig wantrouwen van “beschavingsvernis”. Uit deze briefwisseling, verschenen in 2007, maakte Nelleke van Maaren een ruime selectie onder de titel ‘Ik wil nooit vergeven worden’, een verwijzing naar het overlijden, vijftig jaar geleden van zijn echtgenote Sylvia Plath (1932-1963). Haar zelfdoding zou hem blijven achtervolgen en neemt in deze briefwisseling dan ook een belangrijke plaats in.

Zoon van terrils en woeste hoogten

Ted Hughes was de zoon van een timmerman en oorlogsveteraan. De familie woonde in Yorkshire, het grauwe noordelijke graafschap met zijn oude industrieën in de dalen, zijn gure heide op de heuvels en zijn calvinistische, dissidente traditie. De mengeling van puriteins radicalisme en anti-puriteinse rebellie vond hij ook in het werk van de bewonderde schrijver en arbeiderszoon D.H. Lawrence. Ted was de jongste van drie kinderen. Zijn oudste broer, ook een oorlogsveteraan, week kort na de Tweede Wereldoorlog uit naar Australië. Ted is zijn hele leven blijven opkijken naar zijn “wilde” broer, die hij later vergeefs terug naar Engeland wou lokken. “Toen mijn broer met een geweer over die heuvels zwierf, was hij de eerste die ze daarboven vrij zagen rondzwerven”.

Zijn twee jaar oudere zus Olwyn was een intelligente, literair onderlegde en vrijgevochten vrouw, die in Parijs woonde en zich, vaak jaloers, over haar jonge broer is blijven ontfermen. De eerste brief uit 1952 is aan haar gericht. Ted kon met een studiebeurs in Cambridge studeren, eerst Engelse literatuur, later antropologie. Het academische conformisme, de bureaucratische kliekjesgeest en de “kleingeestigheid en doodsheid van bijna alle moderne Engelse poëzie” stootten hem af. Hij schrijft fabels, gedichten, wil naar zijn broer in Australië emigreren. Maar dan ontmoet hij op een receptie een jonge Amerikaanse.

Trouwen met Sylvia Plath

“Ik heb een eersterangs Amerikaanse dichteres ontmoet. Ze is werkelijk goed. Beslist een van de beste vrouwelijke dichters die ik ooit heb gelezen, en verdomd veel beter dan de gemiddelde goede man.” Dat schreef Ted Hughes op 22 mei 1956 aan zijn zuster Olwyn. Sylvia Plath studeerde met een Fullbright beurs in Cambridge. Als ze maanden later trouwen en van hun huwelijksreis naar Spanje terugkeren, gaan ze voorlopig gescheiden leven. Ze houden het huwelijk geheim om de studiebeurs van Sylvia niet kwijt te spelen.

Ted heeft vele plannen, van een nertsboerderij tot een melkveebedrijf, als het maar snel rijk maakt, zodat hij onbelemmerd kan schrijven. Filmscenario’s maken bevalt hem ook, en dat zou hem voldoende tijd overlaten voor de poëzie. Het gezin breidt uit met een zoon en een dochter. Ted en Sylvia verdelen zo goed als mogelijk de taken. Ted gelooft in het talent van Sylvia Plath en stimuleert haar, zoals ook zij zijn beste criticus is. Ze zoeken hun weg in de literaire jungle van opdrachten, tijdschriften en prijzen. Ze gaan op een boerderij in Devon wonen, maar Ted is vaak in London waar hij voor de BBC werkt. De drie jaren dat ze allebei in de Verenigde Staten verbleven, waar Sylvia lesgaf, waren geen meevaller geweest.

Het drama

Het verhaal is in vele biografieën en eindeloos gerecycleerde roddelrubrieken verteld. Ted werd verliefd op de mooie Assia Wevill en begon een verhouding die de jaloerse maar alerte Sylvia, nog voor het echt begon, had aangevoeld. Het eindigde met een scheiding (niet juridisch) en de zelfmoord van de 32-jarige Sylvia Plath, tijdens de barre winter van 1963.

Lang voor zij Ted leerde kennen, had zij al minstens één keer een ernstige zelfmoordpoging ondernomen. De omstandigheden van haar dood, de voorspellende kracht van haar kort voordien, onder pseudoniem verschenen roman ‘The Bell Jar’ en de verrassend hoge kwaliteit van haar postume poëzie (‘Ariël’) maakten haar bekend, en nog voor anderhalf decennium voorbij was, wereldberoemd. Het nieuwe feminisme had een martelaar gevonden en - nadat Hughes’ tweede vrouw zich in 1969 op dezelfde wijze samen met haar kind van het leven beroofde - een baarlijke duivel. Hughes kon zich niet verweren en leed onder wat hij als onwetendheid, vooringenomenheid en kwaadaardigheid beschouwde. Biografe Elaine Feinstein merkte fijntjes op dat Ted Hughes echt niet de enige echtbreker in Londen was. Voor de meest radicale feministen in Amerika was hij een moordenaar.

Bijzonder pijnlijk is de brief aan criticus en vriend A. Alvarez, die in “The Savage God”- een bestseller over zelfmoord - een weinig vleiend portret van het echtpaar had getekend. Zijn steun aan Aurelia Plath, de moeder van zijn dode vrouw, resulteerde in een omgekeerd effect. Bedoeld om de moederhaat van Sylvia (in de The Bell Jar) te ontkrachten, komen de brieven (‘Letters Home’) - vooral die over hun laatste maanden - als een boomerang naar Hughes terug. Behalve als echtbreker stond hij nu ook als manipulator en censor bekend. Als Hughes in de autobiografische verzen van ‘Birthday Letters’ - één jaar voor zijn dood gepubliceerd – eindelijk aan zijn versie van de feiten gestalte geeft, komt hij in de brieven aan de criticus Keith Sagar nog eens terug op deze pijnlijke gebeurtenissen.

Een brief in de krant The Guardian over het verwaarloosde en gevandaliseerde graf van Plath, mede ondertekend door Joseph Brodsky, moet voor Hughes, al zo lang na de feiten, bijzonder pijnlijk zijn geweest. Hughes verdedigt zich, in enkele sterke en waardige brieven, en mét overtuigende argumenten. Nooit pleit hij zich vrij van schuld, maar hij gruwt van roddeljournalisten en zelfzekere biografen die zijn huwelijk achteloos en leugenachtig op de straat gooien. *(“Honden op straat lijken meer ideeën over mij te hebben dan ikzelf”) *Aanvankelijk vreesde hij het effect op zijn kinderen. De brieven aan zoon Nicolas, die zijn passie voor vissen deelde, behoren tot de beste uit zijn laatste jaren. Ook Nicolas pleegde zelfmoord, maar dat was in 2009, toen Ted Hughes zelf al lang overleden was.

Brieven uit een rijk en bewogen leven

Ted Hughes is een bijzondere briefschrijver. Zijn brieven aan collega Seamus Heaney of aan zijn minder bekende jeugdvrienden die in het buitenland doceren, zijn levendig en verhelderen zijn poëtische opvattingen, die haaks staan op de insulaire terughoudendheid van zijn tijdgenoten. Zijn tegenpool Philip Larkin – samen met Hughes de belangrijkste Engelse dichter na 1945 - noemt hij in een eerste brief nog een “milde dichter” maar later ijkt hij het woord “larkinosis” om aan te duiden waar de “opgedroogde”, cynische en druilerige moderne poëzie in zijn ogen aan lijdt. Larkin vond poëzie onvertaalbaar en grapte ooit dat hij wel eens naar China wou reizen als hij dezelfde dag terug in Hull kon zijn. Ted Hughes vertaalde, stimuleerde vertalingen door anderen en introduceerde belangrijke dichters als Yehuda Amichai, Janos Pilinsky en Zbigniew Herbert in Groot-Brittannië.

Zijn ontmoetingen met T.S. Eliot en Stephen Spender zijn beknopt en raak beschreven. Een brief aan een Londense bisschop over de verhouding tussen religie en poëzie is genuanceerd en overtuigend. Hij schrijft wetenswaardige commentaar bij het ontstaan van eigen gedichten, met name de duistere bundel ‘Crow’. En altijd weer duikt de liefde voor het vissen en de jacht op (waarover hij later veel terughoudender is gaan denken).

Goede poëzie moest voor Ted Hughes zowel diep doorvoeld als technisch uitgewerkt zijn. Poëzie was pijn en verdoving tegelijk. De dichter moest deze pijn in het leven integreren, in een harmonie die dezelfde pijn, op straffe van verdorring, nooit helemaal en definitief, slechts zeer tijdelijk, mocht verdoven. Enkele weken voor zijn dood kreeg de Poet Laureate Ted Hughes de Order of Merit uit de handen van de koningin. Het verslag, met een schets van de zeldzame decoratie, staat in zijn laatste brief. Negen weken later overleed hij in Londen aan een hartaanval.

Johan de Haes