schwob_logo

schwob

 
Terug naar boek

Fragment

Liefde met een lok haar

Mohammed Mrabet

Er is niets mis met een wereld waarin je liefde kunt krijgen met een lok haar.

1

Mohammed woonde bij Mr. David, een Engelsman die een klein hotel beheerde vlak bij het strand. Zijn moeder was al jaren dood, maar hij ging vaak naar het huis waar zijn vader en broers en zussen woonden. Het enige in Mohammeds leven wat zijn vader triest maakte, was dat hij in de vier jaar die hij bij Mr. David had doorgebracht, had leren drinken.

Je bent nu zeventien, zei zijn vader dan. Hou op je te gedragen als een jongen. Binnenkort zul je trouwen. Wil je dat je vrouw en kinderen je dronken zien?

Soms als Mohammed naar het huis van zijn vader ging, kwam Mr. David met hem mee. Dan sloofden zijn vaders vrouw en zijn zussen zich uit om een uitgebreide maaltijd te maken die ze hun konden voorschotelen. Bij die gelegenheden deed Mohammed zijn best om niet te laten merken dat hij gedronken had. Mr. David was bang dat de oude man op een dag zou eisen dat Mohammed weer thuis kwam wonen in plaats van bij hem in het hotel. Als het kon, zou hij dat voorkomen. Meestal nam hij wat cadeaus mee die hij aan Mohammeds vader overhandigde aan het begin van de maaltijd. Waarom hij de spullen die hij hem gegeven had nooit terugzag, was hem onduidelijk. Mohammed wist dat zijn vader ze meestal de volgende dag verkocht, maar dat kon hij niet tegen Mr. David zeggen.

Wees liever zoals de Engelsman, zei zijn vader weleens tegen hem. Die gaat niet dronken de straat op.

Mohammed wilde geen ander leven dan het leven dat hij met Mr. David had, en dus gaf hij geen antwoord.

Deze zomermaanden kwam Mohammed ineens elke dag op bezoek bij zijn familie. Hij ging het dak op en bleef daar een uur of langer zitten in de hete zon. Een paar deuren verder, aan de overkant, woonde een meisje dat Mina heette. Lang geleden, toen ze allebei nog klein waren, hadden ze samen gespeeld. Daarna was hij haar vergeten. Deze zomer had hij haar voor het eerst gezien als volwassen vrouw. Ze was mooi. Een paar keer was ze voor het raam verschenen, maar dat was niet genoeg voor hem. Hij wilde met haar praten. Iedere middag zat hij in een stoel op het dak te wachten. De zon verbrandde zijn huid en de vliegen beten hem, maar hij bleef net zo lang zitten tot het moment kwam waarop haar gezicht in het raam verscheen en ze quasi gedachteloos naar buiten de straat in keek. Vervolgens wierp ze een blik in de richting van het dak om te zien of hij er was. Daarop glimlachte hij en gaf een hoofdknikje. Zij lachte en verdween uit het raam, waarna hij haar pas de volgende dag weer zou zien.

Wanneer hij langs Mina’s huis liep vertraagde hij zijn pas, hopend dat ze misschien een keer in de deuropening zou staan. En op een dag was dat het geval. Ze wilde snel naar binnen gaan, maar hij riep haar.

2

Mina, alsjeblieft! Ik wil met je praten.

Goed, zei ze. Ga je gang.

Hij wist niet precies wat hij moest zeggen. Weet je nog dat je vaak bij ons thuis kwam, toen we klein waren, om te spelen? Nu kom je niet meer, hè?

Bij jullie thuis? Ben je gek! Wat zou je familie wel niet denken?

Ze zouden het leuk vinden je te zien.

Ze lachte. Toen zei ze, alsof ze ineens aan iets anders dacht: Morgen ga ik naar de stad.

Hoe laat?

Een uur of negen ‘s morgens.

Ik zal op je wachten in het park bij Sidi Boukhari, bij het beeld van de kikker.

Het was heel vroeg, maar hij zorgde dat hij er de volgende ochtend was, bij de fontein, toen zij de trap op kwam lopen. Ze was Europees gekleed: een grijze trui en een zwarte broek.

Heb je goed geslapen? vroeg hij.

Ja. Ik heb goed geslapen.

Wat heb je gedroomd?

Ze keek naar de grond. Ik droomde dat ik in de hemel was. En jij was er ook.

Dat is een heel leuke droom, zei hij opgetogen. Ik droomde dat ik op een troon zat, met jou naast me.

Allah! De koning en de koningin.

Naast elkaar liepen ze de stad in. Ze had vis en groenten nodig. Hij kocht wat bananen en appels voor haar, en twee chocoladerepen. In de bus terug naar haar huis zei hij: Kan ik je vanmiddag weer zien? We zouden naar de bioscoop kunnen gaan. Of naar een café. Of naar de berg, als je wilt.

Ze schudde haar hoofd. Ik wil niet dat de mensen over me gaan praten.

Voordat ze bij haar huis waren, stopte hij onder een boom en zei tegen haar: Ik wil je straks zien, Mina.

Goed dan, zei ze. Hoe laat?

Ik zal hier onder deze palmboom op je wachten om vijf uur vanmiddag.

Ouakha, zei Mina, en ze liep door naar haar huis. Hij bleef staan kijken hoe ze de deur open deed, naar binnen ging en hem achter zich sloot. Uiteindelijk liep hij naar zijn vaders huis. Hij ging zitten, met zijn ellebogen op tafel en zijn hoofd in zijn handen. Kort daarna kwam zijn oudere zus binnen en bekeek hem.

Wat is er met jou aan de hand?

Niets.

Ik ken jou! Het gaat niet goed met je.

Ik ben niet ziek. Het gaat prima.

Waarom houd je dan je hoofd zo in je handen, met een lege blik in je ogen? Wil je wat middageten?

Ik heb geen trek. Ik hoef niks.

Dit kun je niet maken! riep ze uit. Ik word er ziek van als je me niet vertelt wat er mis is. Heb je gevochten?

Nee! Zelfs geen ruzie gemaakt. Niks.

Hij zat daar alleen maar, te wachten tot het vijf uur was.

Even voor vijven ging hij de deur uit en hij zag dat Mina er al stond, in het smalle straatje, onder de palmboom.

3

Ze zaten in de bioscoop, waar ze Abd el Wahab wilden zien in El Ouarda Beida. Mohammed stond op. Sorry, ik moet even weg, zei hij. Ik ben zo terug. Ik ga iets kopen.

Bij de naastgelegen tabakszaak kocht hij twee chocoladerepen. Toen hij weer in het theater kwam, was het licht uit. Hij vond Mina en ging zitten. Hij haalde een reep uit de verpakking, brak er een stukje af en stopte het in haar mond. Ze lachte en kauwde erop.

De film begon. Al snel legde hij zijn arm om haar schouder en streek met zijn lippen langs haar wang. Ze rechtte haar rug.

Mohammed, zei ze.

Ja?

Mohammed, ik ben nog nooit met een jongen uit geweest. Ik heb zelfs nog nooit met een jongen alleen gepraat. En dit is de eerste keer van mijn leven dat ik in een bioscoop ben.

En, vind je het niet leuk?

Ik vind het eng. Mensen kunnen ons zien.

Eng! Wil je me gek maken? Hij trok haar tegen zich aan. Ik ga met jou trouwen, fluisterde hij.

Mina sprong overeind en haastte zich naar de uitgang. Hij stond snel op en rende achter haar aan, terwijl hij vroeg: Wat is er? Ik begrijp het niet.

Buiten op straat liepen de mensen langs hen. Mina stopte. Je bent onmogelijk, zei ze tegen hem. Je weet niet hoe je met een meisje om moet gaan. Dat heb ik altijd al gehoord, maar ik geloofde het niet. Bovendien drink je. Van nu af aan wil ik niet meer dat je met me praat wanneer je langs mijn huis komt. Laat me liever met rust.

Wat je wilt, zei hij. Bedankt dat je met me mee bent gegaan. Het spijt me als ik je lastig heb gevallen. Ik wist niet dat er zoiets zou gebeuren. Ik breng je naar huis met een taxi.

Ik ga alleen, zei ze, en ze liep weg.

4

In de hal van het hotel kwam hij Mr. David tegen.

Kom erbij, zei Mr. David. Ik wil dat je mijn vrienden ontmoet.

Ze gingen naar de bar. Daar zaten vijf Amerikanen die heel luidruchtig waren.

Doe mij maar een whisky, zei Mohammed.

Hij nam er nog een en nog een. Mr. David observeerde hem. Wat is er vanavond met je aan de hand, Mohammed? Je ziet er verdrietig uit. En waarom drink je zoveel whisky?

Ik voel me niet zo goed.

Wat is er?

Niks.

Mr. David bleef hem aankijken. Uiteindelijk leunde hij naar hem voorover en fluisterde: Heb je geld nodig?

Geld was niet wat Mohammed in gedachten had. Ja, antwoordde hij.

Kom mee naar de hal, zei Mr. David.

Daar gaf hij Mohammed vijftienduizend frank. Mohammed bedankte hem en Mr. David klopte hem op de rug. Met de biljetten op zak ging hij de straat op en hij liep langs de zee naar Bar Jamaica. Hij nam nog een borrel. Terwijl hij om zich heen zat te kijken in de bar kwam zijn vriend Mustafa binnen. Toen ze een tijdje hadden gepraat, zei Mustafa: Mohammed, je ziet er bezorgd uit.

Ik heb niet zo’n zin om te praten. Volgens mij kun je me beter alleen laten.

Wat is er aan de hand? Vertel het me.

Dat kan ik niet.

Begin gewoon.

Het gaat om een meisje.

Mustafa lachte.

We zaten in de bioscoop en toen ik mijn arm om haar heen sloeg, begon ze me te vertellen dat ze nog nooit met een man had gepraat. Ze was zelfs nog nooit naar de film geweest. Ze zei dat ze me niks vond. Daarna ging ze naar huis.

Mustafa lachte weer. Is dat alles?

Voor mij is het niet niks. Ik ben geen zevenentwintig, zoals jij. Ik moet haar terugkrijgen.

Ik ken een vrouw, zei Mustafa. Een heks die in Beni Makada woont.

Denk je dat ze kan helpen?

Dat weet ik zeker. Ik heb haar eerder gebruikt. We kunnen er nu naartoe gaan.

Ze betaalden de barman en liepen de Avenida de España op. Het was bijna avond. Toen er een taxi langsreed, hielden ze die aan en stapten erin.

5

Ze reden helemaal door Beni Makada, tot aan het andere eind van de stad, waar de radiotorens stonden. Rijen krothuisjes strekten zich uit over de velden. Mustafa liet de taxi stoppen en Mohammed betaalde de chauffeur. Daarna klopte Mustafa op een deur van geplette olieblikken. Een oude, in lompen gehulde vrouw deed open en stapte naar buiten.

Wat willen jullie?

Kunnen we met u praten? vroeg Mustafa.

Ze nam hem een tijdje in zich op en liet hen binnen. Ga zitten, zei ze, wijzend naar een oude matras in de hoek. Er lag een versleten rieten mat op de grond en een opgevouwen deken was tussen de matras en de muur gepropt. Alles zag grijs van het vuil. Mohammed werd misselijk van de stank in de kamer.

De vrouw ging op de grond zitten. Wat heb je nodig, jongen? vroeg ze terwijl ze Mohammed aankeek.

Lalla, ik ben verliefd op een meisje. Ik wil met haar trouwen. Ik wil haar geen kwaad doen.

Aha, zei ze.

Het probleem is dat ze niet van mij houdt.

Ik kan het regelen, zei ze tegen hem. Maar het is een beetje duur.

Hoeveel zou het kosten, Lalla? Ongeveer?

Tienduizend frank.

Ik betaal u tienduizend, Lalla.

Er is wel één ding, zei ze, haar vinger naar hem uitstekend.

Wat dan?

Je moet me iets brengen wat ze gedragen heeft, of een paar van haar haren. Het één of het ander.

Hoe kom ik aan haar haren? Of anders een kledingstuk? Dat gaat nooit lukken.

Er is vast iemand die soms bij haar thuis komt. Je vindt wel een oplossing, zei ze.

Toen dacht hij aan een jongen van twaalf, een neef van Mina. Hij liep voortdurend haar huis in en uit.

Goed, Lalla, zei hij. Ik breng u iets. Als u me morgen niet ziet, kom ik de dag erna.

Goed. Ze kwam overeind en hield de deur open. Prettige dag.

Ze liepen door de straat.

Ik ga met de kleine Larbi praten, zei Mohammed. Die doet alles voor geld. Ik zie je morgenochtend in het café.